Een nieuw jaar, een nieuwe toekomst ?

          
Boek Ha Joon Chang              Leo Wijnhoven-De vrije markt            Portret Ha Joon Chang
‘Een nieuwe financiële crisis’

‘Zeer waarschijnlijk.’

INTERVIEW Hoogleraar Ha-Joon Chang probeert economen en burgers bij elkaar te brengen met bestsellers en harde kritiek op vakgenoten. Ook zijn voor-spellingen zijn niet mals. Een nieuwe financiële crisis? ‘Zeer waarschijnlijk.’
Volkskrant 3 januari 2015, 02:00:Hans Wansink

Leo Wijnhoven-Zo uit het vuistje                              Leo Wijnhoven-Schemering

‘Mensen hebben sterke opinies over het klimaat, het homohuwelijk of over Palestina, maar ze zijn terughoudend als het over economie gaat.’ Ha-Joon Chang is een Zuid-Koreaanse econoom die in Cambridge verzeild is geraakt, eerst als student, nu als hoogleraar. Maar hij is vooral een man met een missie: economen en burgers bij elkaar brengen. Economen zijn nu te veel afgeschermd van burgers en burgers zijn te passief. ‘Ik wil de burgers zodanig informeren dat ze kunnen meedoen en serieus worden genomen. Een verantwoordelijke staatsburger zijn, dat is misschien wel het moeilijkste dat er is. Maar het is een deel van je democratische plicht om je bezig te houden met vraagstukken als de uitgaven aan uitkeringen, het begrotingstekort of de politiek van bezuinigen.’

In een Indiaas restaurant in het Engelse universiteitsstadje spreekt Chang van ‘actief economisch burgerschap’. Zijn bijdrage: zeer leesbare, voor iedereen begrijpelijke boeken als 23 dingen die ze je niet vertellen over het kapitalisme en Economie: de gebruiksaanwijzing. Chang heeft inmiddels anderhalf miljoen boeken verkocht, die in 34 talen zijn vertaald, inclusief het IJslands. Niet gek voor een econoom die zich afzet tegen de meeste van zijn vakgenoten.

U schrijft: ‘De economische wetenschap heeft de afgelopen dertig jaar de mensen veel schade toegebracht’. Wordt het al beter?

‘De kritiek op de neoklassieke orthodoxie is sterker dan ooit, omdat zij van de periferie is doorgedrongen tot de kernlanden van het kapitalisme: de Verenigde Staten en Groot-Brittannië. In de jaren tachtig en negentig hebben we veel financiële crises gezien, maar die speelden zich af in Rusland, in Mexico, in Brazilië. Het was de bedoeling dat er meer dynamiek moest komen, maar met de liberalisering van de economie vertraagde de groei juist. Tussen 1955 en 1980, de periode waarin de overheden het economisch leven stevig in hun greep hielden, groeide de wereldeconomie per hoofd van de bevolking met 2,6 procent. Van 1980 tot 2013, de periode van privatisering en liberalisering, was die groei de helft: 1,3 procent.’

De onbelemmerde vrijheid van het kapitaal dat op zoek naar het maximale rendement de wereld rondzwerft, dwingt bedrijven op zo kort mogelijke termijn hun winsten te maximaliseren, legt Chang uit. ‘In plaats van te investeren in de toekomst, eisen aandeelhouders dat bedrijven in de kosten snijden en werknemers ontslaan. Op de lange termijn is dat funest voor een bedrijf en voor de economie van een land. Daar komt bij dat het experiment met de vrije markt zeer grote ongelijkheid heeft voortgebracht in veel economieën.’

Op de universiteiten blijven ze doof voor deze kritiek. ‘De gemiddelde student economie ontvangt een opleiding die irrelevant is voor de economische werkelijkheid en ongeschikt is om het publiek van advies te dienen’, luidt het harde oordeel van Chang. ‘Maar universiteitshoogleraren kun je niet zo gemakkelijk wegsturen als managers of politici.’

Ha-Joon Chang brak in 2007 door met een fundamentele aanval op het liberale one-size-fits-all-recept voor economische groei en globalisering dat door instellingen als het Internationaal Monetair Fonds (IMF) aan ontwikkelingslanden werd opgelegd. Bad Samaritans noemde hij zijn boek, waarin hij de dubbele moraal van de onbarmhartige Samaritanen uit het Westen genadeloos over de hekel haalt. Terwijl Engeland en de Verenigde Staten hun industrieën en kapitaalmarkten afschermden tot het moment dat ze de wereldeconomie gingen domineren, schreven ze de opkomende economieën in Azië en Zuid-Amerika voor dat ze zich volledig moesten openstellen voor buitenlandse investeerders. Na de financiële crisis in Oost-Azië van 1997 zwoeren steeds meer beleidsmakers het IMF af.

Is het IMF de gebeten hond?

Chang lacht. ‘De financiële crisis van 2007 kwam net op tijd voor het IMF, want ze hadden geen klanten meer in ontwikkelingslanden. Vanaf 2000 leenden nog maar twee of drie landen van het IMF. Ontwikkelingslanden hadden in de jaren negentig zo genoeg van het IMF, dat ze alles deden om daar maar niet te hoeven lenen. De opkomst van vooral China, India, Brazilië en Zuid-Afrika ging gepaard met het opzetten van eigen banken, zoals de Bank van het Zuiden. Tot 2003 verkondigde het IMF nog dat elk ontwikkelingsland onmiddellijk zijn kapitaalmarkt moest openstellen, maar ze zijn rond 2005 bijgedraaid.’

Gaat China de wereldeconomie domineren?

‘Arme landen kunnen sneller groeien dan rijke landen. Als ze tenminste niet door burgeroorlog of corruptie worden belemmerd. De ontwikkelingslanden die hebben geweigerd zich helemaal open te stellen voor de kapitaalmarkt, hebben het meeste succes. Landen als China met een streng gereguleerde kapitaalmarkt hadden geen last van de financiële crisis. Een andere reden voor hun succes is dat landen als China een enorm stimuleringspakket in de strijd hebben geworpen. Niet alles gaat goed, sommige investeringen zullen niets opleveren. Nog een luchthaven bij Shanghai hebben de Chinezen nu niet nodig, misschien pas over een jaar of vijftien.

‘Er zijn ook zorgen over zeepbellen en schaduwbanken in China, maar men was veel aanvallender met overheidsuitgaven om het inzakken van de private sector tegen te gaan. Daarom deed China het goed. Toch moeten we niet vergeten dat China nog maar 10 procent van de wereldeconomie uitmaakt. De westerse landen zijn nog altijd goed voor meer dan 60 procent van de wereldeconomie.’

Kunnen landen in de eurozone ooit weer groeien?

‘Men is nog steeds geobsedeerd door het idee dat je je nationale economie op dezelfde manier moet managen als je huishouden. Particuliere schuld en staatsschuld kunnen niet op dezelfde manier worden behandeld. De overheid moet het niveau van de vraag in de economie op peil houden, als die inzakt door bijvoorbeeld een financiële crisis. Een betere infrastructuur bouwen en onderzoek en ontwikkeling stimuleren is goed, omdat het op de lange termijn de productiviteit verhoogt. En tegelijkertijd hou je met dergelijke investeringen op de korte termijn de vraag op peil. Landen als Griekenland en Engeland hadden moeite om de schulden en het tekort terug te dringen omdat ze de vraag niet op peil konden houden en daardoor minder belastinginkomsten hadden. Door te investeren in hogere productiviteit kunnen we juist de staatsschuld op termijn sneller terugbrengen dan door te bezuinigen.’

Moet de arbeidsmarkt in de EU geliberaliseerd worden?

‘Nee, het probleem zit niet in de arbeidsvoorwaarden, maar in de productiviteit van de werknemers. In de jaren vijftig, zestig en zeventig was de arbeidsmarkt in Europa veel meer gereguleerd dan in de VS, terwijl de werkgelegenheid harder groeide. Duitse arbeiders in de autofabrieken krijgen drie keer zoveel betaald als Amerikaanse en toch doen de Duitse fabrikanten het veel beter. Het probleem van de EU, met name van landen als Griekenland, Portugal en Spanje, is niet dat ze lui zijn. Grieken werken per jaar 40 procent meer dan de Nederlanders. De Nederlanders zijn officieel het luiste volk ter wereld. Toch hebben jullie een hogere levensstandaard, door hogere productiviteit en beter geschoolde arbeidskrachten. Dus de Zuid-Europese landen moet niet verweten worden dat ze niet hard genoeg werken, maar ze moeten investeren in verhoging van de productiviteit.’

Ziet u nog toekomst voor de maakindustrie in Europa?

‘Door gebrek aan investeringen en training van de werknemers kon men in Engeland niet meer concurreren en is de industriële bedrijvigheid afgenomen. Maar in Duitsland en Scandinavië is de productiviteit wel toegenomen. Sinds 1990 is de opbrengst van de maakindustrie in Zweden en Finland met 50 procent gestegen. Zonder een sterke maakindustrie is het ook moeilijk om een hoogwaardige dienstensector op te bouwen, want de meeste diensten worden geproduceerd voor de industriële sector.

‘De maakindustrie is dus nog altijd het hart van ons economisch stelsel. Nederland is de derde exporteur in landbouwproducten: dat zijn in feite geïndustrialiseerde, zeer geavanceerde producten als veredelde zaden en hoogwaardige kunstmest. Wees blij met dat grote succes en investeer nog meer in onderzoek en ontwikkeling.’

Hoe houdbaar is de euro?

‘Als het zou gaan om een klein aantal landen – Nederland, Duitsland, Finland, Oostenrijk, Frankrijk – dan was het geen probleem geweest. Maar door al die landen die niet op hetzelfde economische niveau staan erbij te halen, ontstonden grote moeilijkheden. Eén munt voor economieën die zich heel verschillend ontwikkelen… dat zou nog kunnen als je, zoals de Verenigde Staten, één land bent.

‘Amerika is heel divers: de arme delen van Mississippi konden Afrika zijn, sommige delen zitten al in de 22ste eeuw. Maar de mensen spreken één taal, kunnen zich vrij bewegen. En via de federale overheid vindt een gigantische herverdeling plaats tussen de rijke en de arme staten. Daarentegen verhuist een arme sloeber uit Portugal niet zo makkelijk naar Finland. Zonder fiscale integratie en mobiliteit van arbeid blijft de euro zeer problematisch. Er zou meer integratie moeten komen, of sommige landen moeten de eurozone verlaten. Maar beide opties zijn onwaarschijnlijk.’

Ha-Joon Chang voorspelt dat Europa en Groot-Brittannië een tweede Japan worden: langdurige stagnatie. Ook de groei in de Verenigde Staten zal volgens hem niet doorzetten, omdat er geen politiek draagvlak is voor een substantieel stimuleringsbeleid. ‘Dat wil niet zeggen dat het een totale ramp is. Het gaat nog steeds om rijke landen, al groeien ze nauwelijks. Het probleem is dat de opbrengst van die lage groei naar de bovenste 10 procent gaat, vooral naar de bovenste 1 procent. Dat zal veel afgunst en verontwaardiging oproepen. De opkomst van populistische partijen heeft daar zeker mee te maken.

Waarom noemt u dat populisme? U bent toch zelf ook voor protectie en immigratiebeperking?

‘Ik ben zelf een immigrant, dus niet tegen immigratie. Toch realiseer ik mij heel goed dat de capaciteit om immigranten te absorberen in een land niet onbeperkt is. Dus enige beheersing is nodig, vooral om de integratie van immigranten te bevorderen en diversiteit aan te moedigen. Maar protectie en immigratiebeperkingen kunnen voor verschillende doelen worden gebruikt. De populistische partijen gebruiken ze voor negatieve doeleinden: voor xenofobie, voor je afsluiten voor de buitenwereld, voor heimwee naar een verleden dat nooit heeft bestaan. Maar ik zie populistische partijen als de uitdrukking van onvrede met het establishment, dat inderdaad geen goed beleid voert. Dat geldt ook voor de sociaal-democraten, die juist de mensen die worden verdrongen vanwege hun gebrek aan scholing beter zouden moeten beschermen en bijscholen. En ze hadden meer weerstand moeten bieden tegen de retoriek dat immigranten schade aan de economie toebrengen.’

Kunnen we een nieuwe financiële crisis voorkomen?

‘Helaas is er onvoldoende gedaan om een nieuwe financiële crisis te voorkomen. Nieuwe zeepbellen dienen zich alweer aan, op de aandelenmarkten, maar ook op huizenmarkten, als gevolg van overheidsgaranties boven op hypotheken. Die complexe financiële producten met die rare afkortingen: die zouden aan een keuring moeten worden onderworpen. Ik denk aan een procedure van goedkeuring zoals we voor geneesmiddelen hebben voordat ze op de markt komen. De ratingbureaus moeten veel sterker gereguleerd worden. Ze geven nog steeds triple-A-ratings aan derderangs producten. Financiële hervorming raakt alweer op de achtergrond.

‘Een nieuwe financiële crisis acht ik dan ook zeer waarschijnlijk. Wanneer die komt, over twee of vier jaar, is moeilijk te zeggen, ook of die milder of harder zal zijn dan de crisis van 2008.’

Ga naar alle NieuwsItems en Sociaal Duurzame Kunst